Wanneer gebruik je supplementen?
De meeste voedingssupplementen zijn veilig. Je kunt ze zonder risico's voor je gezondheid innemen. De hoeveelheden zijn meestal niet zo hoog dat je een schadelijke dosis binnen krijgt. En wat je lichaam niet nodig heeft, plas je gewoon weer uit. Maar toch is het verstandig om goed op te letten met de hoeveelheden. Sommige ingrediënten zijn namelijk niet zo onschuldig. Als je daar teveel van binnen krijgt, kun je allerlei gezondheidsklachten krijgen.
Groepen die iets extra's kunnen gebruiken zijn:
- zwangere vrouwen. Vanaf 4 weken voor je zwanger wordt tot 8 weken nadat je zwanger bent, heb je extra foliumzuur nodig. Dat is belangrijk om een open ruggetje bij je ongeboren kind te voorkomen. Tijdens de zwangerschap en als je borstvoeding geeft heb je ook wat extra vitamine D nodig voor een goede botopbouw bij je kind.
- baby’s tot 3 maanden. Zij hebben extra vitamine K nodig om (hersen)bloedingen te voorkomen.
- kinderen tot 4 jaar. Zij hebben tabletjes of druppels nodig met vitamine D voor een goede botopbouw en stevige tanden.
- ouderen. Zij hebben ook extra vitamine D nodig om de botafbraak minimaal te houden.
- als je bepaalde producten niet eet zoals vlees, zuivel of vis, als je vegetarisch eet of je gebruikt veel medicijnen, dan kan het ook aan te raden zijn om een supplement te nemen.
Wel of niet nodig?
Een voedingssupplement is een voedingsmiddel dat bedoeld is als aanvulling op de normale voeding. Het is, volgens de wet, een geconcentreerde bron van één of meerdere vitaminen, mineralen of andere nutriënten met een voedingskundig of fysiologisch effect. Meestal worden voedingssupplementen met het doel van gezondheidsbevordering gebruikt, deze werking is echter niet altijd wetenschappelijk bewezen. Mede daarom staat op alle voedingssupplementen in Nederland en België een etiketvermelding waarin er op wordt gewezen dat voedingssupplementen niet als vervanging voor een gevarieerde voeding mogen worden gebruikt,
Voedingssupplementen bevinden zich in het overgangsgebied tussen voedingsmiddelen en geneesmiddelen. Ten eerste omdat de toedieningsvorm ervan vaak identiek is aan die van geneesmiddelen, namelijk capsules, tabletten, poeders, sachets en dergelijke. Ten tweede worden voedingssupplementen vaak ook voor therapeutische doeleinden (preventie en behandeling van ziekte) ingezet.
Sommige medicijnen verstoren de opname van essentiële voedingsstoffen. Hieronder volgen enkele voorbeelden. Ten eerste verminderen bepaalde cholesterolverlagende medicijnen niet alleen de opname van cholesterol uit de voeding, maar ook de opname van vitamine A, D, K, foliumzuur en ijzer. Ten tweede zorgen laxeermiddelen ervoor dat het gegeten voedsel het lichaam sneller verlaat. Hierdoor wordt niet alleen minder vet opgenomen, maar ook minder van de in vet oplosbare vitaminen A, D, E en K.
Ten slotte kunnen hormoonhoudende medicijnen, zoals de anticonceptiepil, de splitsing van de foliumzuurverbinding uit de voeding afremmen. Hierdoor kan het lichaam slechts in mindere mate beschikken over foliumzuur.
Er zijn ook medicijnen die de omzetting, opslag of uitscheiding van vitaminen beïnvloeden. Antibiotica schakelen bijvoorbeeld niet alleen ziekteverwekkende bacteriën uit, maar ook nuttige darmbacteriën die vitamine K aanmaken.